God dienen


God dienen 1.0

een aan God gewijd of een hem welgevallig leven leiden overeenkomstig zijn wetten

Algemene voorbeelden


In Stefanus' tijd kwamen de broeders en hun abt overeen om te verbieden, dat de hertog van die streek, of gelijk welke prins, nog ooit in die kerk hun hof zouden houden, zoals zij voordien op feestdagen plachten te doen. Vervolgens, dat in het huis Gods waar zij nacht en dag God vol toewijding wilden dienen, niets meer zou te zien zijn dat de schijn kon wekken ijdel of overtollig te zijn, niets ook dat de armoede zou aanvreten, de bewaarster van de deugden, die zij vrijwillig op zich hadden genomen.

http://users.belgacom.net/merton/exordium.htm

Je hebt het uitverkoren volk, de goeden, en je hebt de vijanden. Als het uitverkoren volk God nu maar blijft dienen, dan bezorgt Hij hen de overwinning. Zo niet, dan lijden ze voor straf een nederlaag.

http://members.lycos.nl/framenso/col/dw0142.htm,

Nooit verliet ze de tempel en dag en nacht diende ze God met vasten en bidden.

http://www.marienburgvereniging.nl/paginas/0307-column.htm,